Dodenherdenking, 4 mei 2018

Zondag 06 mei 2018

Dorpshuis Schaijk

Het is vrijdagavond, 4 mei, Dodenherdenking. Ik zit in het dorpshuis van Schaijk, de Phoenix. Samen met mijn familie: mijn zus, broers, hun partners, kinderen en kleinkinderen. Mam hoort daar natuurlijk ook bij, maar haar gezondheid laat haar in de steek, zij zit thuis voor de tv, kijkend naar de live-uitzending van TV-Landerd. Héél jammer, want alles draait vanavond tenslotte om haar persoon en haar verhalen, zo bijzonder... Wekenlang leefden wij als gezin hiernaartoe.

Eindelijk…
Een paar maanden terug werd ik gebeld. “Jouw moeder heeft toch oorlogsverhalen geschreven? Zou zij met Dodenherdenking ‘n verhaal uit één van haar boeken willen voorlezen?”
“Ik zal die vraag aan haar voorleggen”, gaf ik als antwoord.
Toen ik mijn moeder even later aan de telefoon had en haar die vraag voorlegde bleef het stil aan de andere kant van de lijn. “Mam? Ben je daar nog?”
“Eindelijk…”, hoorde ik haar zachtjes zeggen. In dat ene woord klonk blijdschap én erkenning door. 

Oorlogsverhalen
Gezamenlijk gingen wij aan de slag. Boeken doornemen, teksten uitzoeken. Om tenslotte tot de conclusie te komen dat niet één maar drie verhalen het thema ‘Verzet’ zouden versterken. Met als afsluiter haar gedicht ‘Angst’. En hoe mooi zou het zijn dat van elke gezin één persoon iets zou voorlezen. In mams hoofd herleefde ze de oorlog, het was daar druk, ze moest erover vertellen, elke dag weer. 

Emotioneel
En nu is het dan zover. Zitten we op gereserveerde plaatsen, vooraan, naast de burgervader. De spreker staat achter zijn desk, klaar om de avond te openen. Hij leidt ons deze avond door alle verhalen, gezangen en speeches heen. Als hij iedereen welkom heet en daarbij ook mijn moeder, Betsy van der Zanden, thuiszittend voor de buis, heb ik moeite om mijn tranen binnenboord te houden. Oeps, die komt binnen. Hij vertelt in het kort over haar leven tijdens de oorlog, dat zij als naaister op vele adressen kwam, veel hoorde, hand- en spandiensten verzorgde op haar fiets, maar bovenal vooral moest zwijgen. Dat zij dit alles toen al vastlegde op de vele ‘kladjes’. 

Vertellen
Foto’s op het grote scherm vergezellen de sprekers. Zo ook die van ons mam als wij het podium betreden om háár verhalen te vertellen. Eerst Laura, de dochter van mijn jongste broer Mario, dan mijn oudste broer Henk, en vervolgens ikzelf. Met trots staan we daar, dat geven wij door en volgens mij was dat ook voelbaar in de zaal. We vertellen over de oorlogsjaren, haar broer Jan die voor onderduikadressen zorgde, over de V1-bommen, over het verzet, over bonkaarten. Over koerier Harry, hoe hij samen met andere burgers hun leven op het spel zetten om de onderduikers te helpen. Over 20 september 1944, toen een gewonde Duitse soldaat oma, mam en ome Jan onder schot hield, die uiteindelijk blij was met een kopje water. De angst die ze toen voelde verwoordde ze in een gedicht. Diaz mag dit voorlezen, hij is de kleinzoon van mijn zus Corry, achterkleinzoon van ons mam. Hij doet dat vol verve. Zo zijn alle generaties die mijn ouders hebben nagelaten deze avond aan het woord, hoe bijzonder! Hierna is het tijd om naar buiten te gaan, het is bijna 20.00 uur. 

Afsluitend
Buiten gingen de kippenvelmomenten door. Het gevoel van saamhorigheid als familie, als dorp, als één met onze gedachten bij de oorlogsslachtoffers. Op het einde zing ik dan ook uit volle borst, staande naast een oorlogsveteraan, het Wilhelmus. Later praten we nog na, in de Phoenix, over deze avond. Hoe geslaagd, emotioneel en bijzonder die is. Samen met de burgemeester, de oude huisarts, oude klasgenoten. Het voelde als thuiskomen in een vertrouwd nest. 

De V van…
Terugrijdend naar huis stuiter ik nog na over wat ons en mij deze avond overkwam. En plots overvalt me het gevoel van alleen zijn, sterker dan ooit. De V van Vrede moet ik even inruilen voor de V van Verdomme, sorry. 

Lieve groet, ​Anneliese. 

Ik sluit af met het gedicht dat mijn moeder in 2004 schreef, 60 jaar na Market Garden.

                                             Het gedicht ‘Angst’ 

                          “Tegen niemand zeggen”, het klonk als een bevel.
​                 Tegen niemand zeggen, de eerste dagen waren soms een kwel.
​                         Vaak keek ik achter het huis en tuurde naar de schuur.
​                           Weer was ik gerust, al was het maar van korte duur.
​                               Dan zag ik weer die riem met al dat koperwerk.
​                          Een rilling, even maar en dan weer vlug aan het werk. 

                            Jij was zo jong, een paar jaar ouder maar dan mij.
​                                    Veel later voelde ik alleen maar medelij.
​                                Dan zie ik weer die ogen, die naar mij keken.
​                         De angst van mij was niets bij die van jou vergeleken.
​                        Je beefde toen je dat kopje water uit mijn handen nam.
                          Was het de koorts of omdat ik zo dichtbij jou kwam? 

                         Hoe dikwijls heb jij aan dat angstige meisje gedacht?
​                     Hoe ze later zou zijn als ze niet bang is maar vrolijk lacht.
​                       Soldaatje heb jij misschien ook bijna 60 jaar gezwegen.
​                       Een medaille voor moed heb jij wellicht nooit gekregen.
​                        Maar zeker is dat jij ooit in gedachten hebt zien staan,
​                   dat verlegen meisje… en die waterput… ver weg in Holland
                                     ver weg… in de Schaijkse Lagebaan.

FotoFotoFoto